Wij bieden je € 500 voor een tientje!
Van het gouden tientje 1874 zijn geen exemplaren bekend. Er heeft toen een proef aanmunting plaatsgevonden waarvan geen exemplaren bewaard zijn gebleven.
Het stempel van de keerzijde is gewijzigd van 1874 naar 1875.
In 1875 werd in Nederland weer een gouden tientje ingevoerd. Voor die tijd konden grotere sommen geld alleen in zilveren munt worden betaald. De invoering van een gouden munt was noodzakelijk geworden door de gestage daling van de zilverprijs, die rond 1870 was ingezet en die nog tientallen jaren zou aanhouden. Door deze prijsdaling van het zilver daalde immers ook de waarde van de zilveren Nederlandse gulden, en daarmee zijn koopkracht in het buitenland.
Bovendien brachten particuliere handelaars steeds meer zilver, dat zij goedkoop konden inkopen, naar de Utrechtse munt om daarvan rijksdaalders te laten slaan.Vanaf 1840 was per jaar gemiddeld voor zo'n 12 miljoen gulden aan zilveren guldens en rijksdaalders geslagen. Dit liep op tot 33,5 miljoen in 1871.
De oplossing was toen voor iedereen duidelijk: grote sommen geld moesten ook in goud kunnen worden voldaan. De goudprijs was namelijk wél stabiel.
In 1873 werd besloten dat 's-Rijksmunt geen zilver meer kon innemen van particulieren. Ook werd er gewerkt aan een wet die gouden munten moest introduceren. Vooruitlopend daarop werd bij de Munt reeds begonnen met de voorbereidingen. J.P.M. Menger kreeg opdracht in 1873 om een stempel voor de voorzijde te maken. J.P. van der Kellen kreeg opdracht voor de keerzijde.
In de tweede kamer werd er lang gediscussieerd en pas in 1875 kwam er een nieuwe wet. Er werd een gouden 10-gulden stuk geïntroduceerd en de aanmunting van guldens en rijksdaalders in opdracht van particulieren werd definitief gestaakt. Vanaf 1 juli 1875 moesten de gouden tientjes bij de Munt verkrijgbaar zijn.
Er was vanaf 1873 reeds gewerkt in 's Rijks Munt aan het gouden tientje. In 1874 was men al klaar voor het maken van de tientjes. Er moeten toen reeds proeven zijn gemaakt van het gouden tientje 1874. Daarvan is echter geen enkel exemplaar bewaard gebleven.
In 2023 is er een gouden tientje 1875 opgedoken waarbij onder het cijfer 5 een restant zichtbaar is van het cijfer 4. Dit moet op het werkstempel zijn gewijzigd.
De oplage in 1875 was heel groot en waarschijnlijk was het aantal stempels ontoereikend. Toen moet men de beslissing hebben genomen om een stempel 1874 te wijzigen naar 1875.
Het aantal overslagen is onbekend. Deze overslag is nog maar kort bekend en waarschijnlijk gaat iedereen nu zijn gouden tientje 1875 met een loupe bekijken. We zijn benieuwd naar de zeldzaamheid.
Ook van het jaartal 1879 is er een overslag over 1877 bekend. Die overslag is Schaars.
Het gouden tientje heeft een gewicht van 6,72 gram en een goudgehalte van 90%. Daarmee komt het fijngoud gewicht op 6,05 gram. Na 1851 is het gewicht veranderd naar 6,72 gram. In praktijk komen afwijkingen van 0,02 gram naar boven of onder voor.
Kijk voor de actuele prijzen op inkoopprijs of verkoopprijs.